Paard > Gezondheid Paard > West Nijl

Achtergrond en verspreiding West Nijl Virus

Verschillende factoren zouden kunnen bijdragen aan het instandhouden van de aanwezigheid van het West-Nijl Virus (WNV) in Nederland:

  • Autochtone besmettingen bij vogels en mensen in Nederland impliceren dat er besmette muggen in Nederland zijn.
  • De in Nederland meest voorkomende steekmug Culex pipiens is prima in staat om het West-Nile Virus over te dragen op warmbloedige dieren.
  • Het WNV kan in deze steekmuggen overwinteren.
  • Steekmuggen kunnen het WNV vertikaal overdragen via de eitjes.
  • Vrouwtjessteekmuggen blijven levenslang besmet en hebben elke paar dagen een bloedmaal nodig, waarbij zij telkens het virus bij een nieuwe gastheer injecteren.

Reservoir West-Nijl Virus

Verschillende vogelsoorten vormen het reservoir voor het West-Nijl Virus. Zij worden geïnfecteerd door steekmuggen of door het eten van besmette vogels (roofvogels en aaseters). Vogels ontwikkelen een hoge vireamie en kunnen daardoor stekende muggen besmetten, die vervolgens het virus kunnen overdragen op andere dieren.

Vectoren West-Nijl Virus

Muggen fungeren als vector voor het WNV en kunnen het virus overdragen op vogels en zoogdieren. Ook de meest voorkomende steekmug in Nederland (Culex pipiens) is prima in staat om het virus over te dragen, net als verschillende andere muggensoorten (voornamelijk Culex– en in mindere mate Aedes-soorten).

Uitbraken zijn duidelijk seizoensgebonden omdat het virus sterk afhankelijk is van de activiteit van de vector. In Europa resulteert dat in pieken tussen midden juni tot midden november, afhankelijk van de breedtegraad.

Uit een promotieonderzoek aan de WUR blijkt dat lage temperaturen de overdracht van het virus sterk kunnen remmen. Slechts enkele muggen konden het West-Nijl Virus overdragen nadat ze na blootstelling aan het virus voor 14 dagen bij 18°C weggezet waren. Daarentegen kon 1 op de 3 biotype C. pipiens muggen het virus overdragen na 14 dagen bij 28 °C. Dit laat zien dat lage temperatuur een belangrijke beperkende factor is voor de overdracht van het West-Nijl Virus.

Het WNV kan echter wel prima overwinteren in muggen die in winterslaap (diapauze) zijn. Reactivatie vindt plaats in het voorjaar wanneer de temperatuur voldoende oploopt.
Vrouwelijke muggen kunnen bovendien het WNV verticaal doorgeven via de eitjes. Op die manier kunnen er besmette muggen ontwikkelen die niet eerder een bloedmaal hebben gehad.

Muggen blijven levenslang besmet met het West-Nijl Virus. Ze leven ongeveer twee maanden en de vrouwtjes hebben elke paar dagen een bloedmaal nodig, waarbij het virus wordt overgedragen op een nieuwe warmbloedige.

De ontwikkeling van muggeneitjes is temperatuursafhankelijk (1 dag bij 30°C tot 10 dagen bij 10°C) alsook de ontwikkeling van de larven tot volwassen mug (6-7 dagen bij 30 °C tot 21-24 dagen bij 15 °C). Afhankelijk van het weer kunnen er dus verschillende generaties muggen per jaar volgroeien.

Eindgastheren West-Nijl Virus

Zoogdieren zijn eindgastheren voor het West-Nijl Virus: er vindt te weinig virusreplicatie plaats (te lage viraemie) om opnieuw een mug te kunnen besmetten. Vooral mensen en paarden zijn gevoelig voor het West-Nijl Virus, maar zij vormen zelf dus geen gevaar voor hun omgeving. Een persoon of paard met West-Nijl kan in principe geen andere personen, paarden, vogels of muggen besmetten.

Een uitzondering hierop is contact met bloed of ingewanden van geïnfecteerde dieren (bv. tijdens een sectie), bloedtransfusie en orgaantransplantatie. Bij mensen zijn inmiddels ook infecties na prikaccidenten, via intra-uteriene verticale transmissie en mogelijk via borstvoeding beschreven.

Het West-Nijl Virus is een “mosquito-borne” flavivirus. Het is een RNA-virus in de familie Flaviviridae en behoort tot het Japanse encephalitis serocomplex. Op basis van genetische verwantschap worden er 5 groepen (lineages) onderscheiden, waarvan lineage 1 en 2 de meest pathogene zijn. Deze beide lineages komen ook in Europa voor.

Bronnen:

NL-EQU-210100009