Paard > Gezondheid Paard

Influenza

Paardengriep of -influenza is een besmettelijke luchtweginfectie. Jaarlijks worden er wereldwijd uitbraken van paardengriep geregistreerd. De verspreiding van het influenzavirus gebeurt vooral via direct contact zoals neus-neus en via de lucht en wordt bevorderd door reizen en samenkomst van veel paarden, bijvoorbeeld op wedstrijden of op grote stallen.

Waarom een drievoudige basisvaccinatie?

Paarden en pony’s die vanaf 2022 geboren zijn moeten een drievoudige basisvaccinatie ontvangen hebben om te kunnen deelnemen aan KNHS en FEI wedstrijden. Dit beleid wordt ondersteund door onderzoek dat heeft aangetoond dat pas na een drievoudige basisvaccinatie een goede en langdurige bescherming bereikt wordt.

Voor paarden en pony’s die niet deelnemen aan KNHS wedstrijden geldt geen verplichting, toch kan een langdurige bescherming ook voor hen gewenst zijn. Ongeveer 4 – 6 maanden na de tweede vaccinatie krijgen jonge paarden een serieuze dip in hun afweer, en blijkt de specifieke afweer kortdurend. Een derde vaccinatie na 5 – 6 maanden vangt deze dip op. Het paard maakt een grote hoeveelheid specifieke afweerstoffen, die ook langer aanwezig blijven en een sterke, langdurige bescherming wordt bereikt.

Meer informatie over de wetenschap achter de drievoudige basisvaccinatie vind u in onderstaand artikel:

  1. R. Paillot et al., The Immunity Gap Challenge: protection against a recent Florida Clade 2 equine influenza strain. BEVA, Birmingham, September 8th 2016.

3x vaccineren = optimale bescherming

Als een paard de allereerste vaccinatie krijgt, zijn het lichaam en het afweersysteem hier nog totaal onbekend mee. De entstof wordt wel herkend als “lichaamsvreemd”, waardoor het afweersysteem op gang komt. Deze eerste reactie komt relatief traag op gang en is weinig specifiek. Er worden nu geheugencellen aangemaakt: dat zijn cellen van het afweersysteem die onthouden hoe dit vaccinvirus er uitziet.

Bij de tweede vaccinatie herkent het afweersysteem het vaccinvirus meteen en het lichaam kan er veel sneller en beter op reageren. Er worden gerichte afweerstoffen opgebouwd, die specifiek gemaakt zijn om influenzavirussen te herkennen en onschadelijk te maken.

Wanneer een paard daarna in aanraking komt met een levend influenzavirus, zal het paard weinig of niet ziek worden en minder of geen virus verspreiden.

Bescherm paarden door te vaccineren

Naast bioveiligheid- of hygiëne maatregelen kan vaccinatie bijdragen aan de bescherming van paarden. Om een goede bescherming te bereiken is het belangrijk dat een groot deel van de paarden(populatie) regelmatig en correct wordt gevaccineerd.

Bekijk hier de informatieve video over het belang van vaccineren en waarom een drievoudige basisvaccinatie paarden beter beschermt.

Hoge vaccinatiegraad belangrijk

Geen enkele vaccinatie kan een volledige effectiviteit garanderen. Maar hoe meer paarden gevaccineerd worden, hoe lager de infectiedruk wordt. De kans dat individuele paarden ziek worden, is dan ook kleiner. Gezonde paarden kunnen wel worden gevaccineerd als zich een influenza-uitbraak in de buurt voordoet, maar niet als ze zelf ziek zijn.

Als een merrie tijdig en correct is gevaccineerd, krijgt het veulen via de moedermelk de benodigde afweerstoffen binnen. Veulens van goed gevaccineerde merries kunnen op zes maanden leeftijd voor het eerst gevaccineerd worden. Dit is belangrijk, want jonge paarden (alsook oudere dieren met verminderde weerstand) zijn extra gevoelig.

Symptomen paardengriep

* Hoge koorts (39,4 – 41,1 °C)
* Lusteloosheid
* Slecht presteren
* Gebrek aan eetlust
* Harde, droge hoest
* Versnelde ademhaling
* Vergrote lymfeklieren van de onderkaak
* Dikke benen (oedeem)
* Neusuitvloeiing -van waterig tot geelgroen gekleurd (een snotneus)
* Ooguitvloeiing
* Spierpijn

Omdat de afweer verzwakt, kan een paard ook nog bacteriële infecties oplopen: de neusuitvloeiing wordt dan dik en gelig en de hoest rochelend.
De meeste paarden herstellen volledig, maar in enkele  gevallen ontstaat blijvende schade, in het ergste geval dampigheid.

FEI Regels

Voor de FEI is deelname aan internationale wedstrijden mogelijk indien het paard minimaal jaarlijks, maar in de afgelopen 6 maanden + 21 dagen is gevaccineerd tegen influenza.

Een vaccinatie dient minimaal zeven dagen voor de (eerste) wedstrijd(dag) te zijn toegediend. Vaccinaties worden door de dierenarts genoteerd in het paspoort van het paard.

Maternale afweer, een goede start

Wanneer de drachtige merrie ongeveer twee maanden voor de verwachte geboorte (extra) geënt wordt tegen influenza, zal een optimale hoeveelheid afweerstoffen via de moedermelk worden meegegeven aan het veulen. Deze beschermen het veulen tijdens de eerste zes levensmaanden.

Na 6 maanden daalt deze maternale afweer, en kan de bescherming tegen influenza opgebouwd worden door vaccinatie. De basisvaccinatie bestaat uit drie vaccinaties:

– eerste 2 vaccinaties waar ongeveer 4 weken tussen zit

-5 – 6 maanden later een 3e vaccinatie

Hierna zijn de paarden voor 12 maanden beschermd. Daarna is het belangrijk om de dieren ieder jaar weer te vaccineren.

Tips & Tricks

Start met vaccinatie wanneer veulens zes maanden oud zijn.

Vaccineer alle paarden in een stal tegelijk.

Vaccineer minimaal om het jaar met tetanus.

Vaccineer enkel gezonde paarden 
Vertoont een paard symptomen van influenza? Dan heeft vaccineren op dat moment geen zin meer. Vraag op voorhand aan de eigenaar of het paard sloom is geworden, niet wil eten of koorts heeft.

Paarden nieuw aan een kudde of groep toevoegen? 
Dan is het verstandig om te checken of alle vaccinaties op de juiste tijd zijn gegeven. Zet de paarden die u aan een kudde/stal wil toevoegen eerst apart (quarantaine) en vergeet niet om te checken of alle vaccinaties op tijd zijn gegeven/up to date zijn.

Goede hygiëne maatregelen van stal, verzorger en omgeving kunnen ervoor zorgen dat de verspreiding van het virus vermindert. Adviseer de eigenaar om regelmatig de handen te reinigen en te zorgen voor een schoon stalklimaat.

De verschijnselen van paardengriep lijken erg op andere ademhalingsziekten zoals droes, rhinopneumonie ( EHV-1 en -4) en bacteriële longinfecties. Bij twijfel is het raadzaam om bijkomende diagnostiek uit te voeren.

NL-NON-230400035